top of page

Wat zegt de wetenschap: autisme en genderidentiteit

Bijgewerkt op: 10 apr.


Jongeren en (jong)volwassenen met autisme lijken vaker variaties te vertonen in genderidentiteit of stellen zich hier vaker vragen over. Eerst en vooral: wat bedoelen we nu juist met genderidentiteit?

​Sekse, gender en genderidentiteit: wat is wat?

- Sekse of (biologisch) geslacht: De fysieke geslachtskenmerken (bv. de geslachtsorganen) en genetische kenmerken (bv. geslachtschormosomen). Het (biologisch) geslacht is mannelijk of vrouwelijk. Bij ongeveer 1 op de 4500-5500 personen is het ambigu (niet volledig mannelijk of vrouwelijk).

- Gender: Alle ideeën, kenmerken, verwachtingen, enz. die we toekennen aan een bepaalde sekse. Gender wordt cultureel en sociaal bepaald. "Vrouw dragen kleedjes" is een voorbeeld van een idee rond gender en hoe dit cultureel bepaald wordt. Niet in elke cultuur dragen enkel de vrouwen immers kleedjes.

- Genderidentiteit: De eigen beleving van gender. Iemand kan zich, los van de sekse of het biologisch geslacht, man, vrouw of (geen van) beide voelen.

Terwijl het geslacht van iemand doorgaans binair bepaald wordt (man of vrouw), is er bij gender meer diversiteit. Er zijn heel wat genderidentiteiten, waaronder ook man of vrouw, maar daarnaast ook bv. trans vrouw, trans man, non-binair, enz. Hoewel bij de meerderheid van de mensen hun geslacht en genderidentiteit overeenkomen, is dit niet bij iedereen zo. Wanneer iemands geslacht en genderidentiteit niet overeenkomen, spreken we over genderincongruentie. Wanneer de persoon door deze incongruentie ook een gevoel van spanning/onbehagen of last ervaart, spreken we over genderdysforie. Hierbij kan ook de wens horen om (medisch) van geslacht te veranderen, maar dit moet niet.


Wanneer we kijken naar de algemene bevolking in Vlaanderen en Nederland, lijkt genderincongruentie en genderdysforie bij ongeveer 0,5-1% van de bevolking voor te komen. De cijfers liggen iets hoger bij kinderen en adolescenten (tot ongeveer 2,5%) dan bij (jong)volwassenen. Wanneer we kijken naar personen met autisme, vond een Nederlandse studie dat:


  • Autisme diagnoses vaker voorkomen bij jongeren met genderdysforie (7,8%) dan in de algemene populatie (+/- 1%).

  • Jongeren met autisme 2 tot 4 keer zo vaak signalen van genderdysforie vertonen dan leeftijdsgenoten zonder autisme

Dit zijn richtinggevende cijfers, maar zeker niet exact te interpreteren. Naargelang de definities en doelgroep (bv. leeftijd) die onderzocht wordt, variëren de cijfers.


Een concept ontwikkelen van wie je bent als persoon is helemaal niet vanzelfsprekend, en nóg moeilijker voor mensen met autisme. Het antwoord op de vraag ‘wie ben ik’, is voor personen met autisme vaak zeer moeilijk, ook wanneer het over gender gaat.

Impact voor mensen met autisme én gendervragen

Uit de cijfers hierboven blijkt dat personen met autisme aangeven zich vaker genderincongruent of genderdysfoor te voelen. Het ontwikkelen van een genderidentiteit gebeurt, net zoals het ontwikkelen van een identiteit in het algemeen, doorheen de adolescentie en (jong)volwassenheid en verloopt gradueel. Hoe deze ontwikkeling verloopt, verschilt sterk van persoon tot persoon. Een concept ontwikkelen van wie je bent als persoon is helemaal niet vanzelfsprekend, en nóg moeilijker voor mensen met autisme. Het antwoord op de vraag ‘wie ben ik’, is voor personen met autisme vaak zeer moeilijk, ook wanneer het over gender gaat.


Vragen of twijfels over de eigen genderidentiteit kunnen voor personen met autisme heel wat stress of spanningen met zich meebrengen. Zowel mensen met genderdysforie (inclusief genderincongruentie) als mensen met autisme krijgen op zich al vaker te maken met vooroordelen of stigma en zijn kwetsbaarder op vlak van (geestelijke) gezondheid. Verder hebben professionals vaak niet de juiste expertise om effectief met deze doelgroepen te werken, al zeker niet wanneer er sprake is van autisme én genderdysforie. Dit maakt het voor deze groep mensen met autisme moeilijk om hulp te zoeken en te vinden. Ze voelen zich vaker niet of fout begrepen en ervaren o.a. meer stigma, angst en/of depressie dan mensen met enkel genderdysforie of autisme. De combinatie van beide verhoogt de lijdensdruk aanzienlijk. Het is tot slot voor personen met autisme minder vanzelfsprekend om te communiceren over de gevoelens en gedachten die gepaard gaan met hun gendervragen in vergelijking met personen zonder autisme.


Naast de persoon zelf, kampt ook de omgeving van personen met autisme en gendervragen met heel wat vragen. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat moeders van jongeren met autisme en genderdysforie aangeven dat ze niet goed weten hoe ze de vragen rond gender moeten begrijpen. In bepaalde gevallen zien ze genderdysforie als een gevolg van autisme (bv. een preoccupatie) of stellen ze zich vragen over de authenticiteit van de gendervragen. Dit kan haaks staan op hoe de persoon met autisme het zelf ervaart, waardoor ze zich hier opnieuw niet begrepen voelen. Daarnaast zijn er ook heel wat ouders, vrienden, … die zich zeer open en begripvol opstellen en die een extra steun vormen voor de persoon met autisme, waardoor de verhoogde kwetsbaarheid voor o.a. geestelijke gezondheidsproblemen afneemt.


Impact voor de hulpverlener

De aanpak van gendervragen of genderdysforie bij personen met autisme is qua inhoud en doelstellingen niet erg verschillend van de aanpak bij personen zonder autisme, al kan het belang van expertise rond autisme en autismevriendelijk werken niet genoeg benadrukt worden.


Het thema gender en de vragen die hierbij komen kijken (Zou ik mijn geslacht laten veranderen? Hoe wil ik er lichamelijk uitzien? Wat betekenen eventuele veranderingen voor de toekomst?) zijn abstract en vragen veel verbeelding of voorstellingsvermogen om hierover na te denken. Voor personen met autisme is dit gemiddeld genomen moeilijker dan voor personen zonder autisme. Als hulpverlener moet je hiermee rekening houden. Belangrijke onderdelen van de (psychologische) begeleiding bij gendervragen, zoals het verkennen en uitproberen van verschillende gedragingen, kledij, enz., vragen vaardigheden op vlak van planning en jezelf organiseren. Dit is een belangrijke vaardigheid waarbij personen met autisme extra ondersteuning vaak goed kunnen gebruiken. Dit geldt ook voor het zich blootstellen aan nieuwe situaties (die potentieel negatieve reacties zullen uitlokken) of contacten leggen met lotgenoten. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Wie werkt met jongeren of (jong)volwassenen met autisme en vragen rond genderidentiteit heeft nood aan expertise met beide doelgroepen. Is dit niet het geval, dan wordt er beter doorverwezen of kan een extra persoon (met extra expertise) ingeschakeld worden.


Doorheen het hele traject zal de autismespecifieke aanpak noodzakelijk zijn. Denk maar aan duidelijke communicatie, het bewaken van realistische verwachtingen, het nuanceren van zwart-wit denken, visualiseren, het mee structureren van het exploreren van nieuw gendergedrag, enz. Dit is maatwerk en voor elke persoon met autisme anders. Ook de omgeving kan hierbij betrokken worden.


 

Bronnen

Arnold, J. C., & McNamara, M. (2023). Transgender and gender-diverse youth: an update on standard medical treatments for gender dysphoria and the sociopolitical climate. Current Opinion in Pediatrics.

Balleur-van Rijn, A. (2017). Klinische richtlijnen voor comorbide genderdysforie en autisme. Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie(1), 75-83.; https://www.vkjp.nl/tijdschrift-artikelen/klinische-richtlijnen-voor-comorbide-genderdysforie-en-autisme

Coleman, E., Radix, A. E., Bouman, W. P., Brown, G. R., De Vries, A. L., Deutsch, M. B., ... & Arcelus, J. (2022). Standards of care for the health of transgender and gender diverse people, version 8. International Journal of Transgender Health, 23(sup1), S1-S259.

Cooper, K., Smith, L. G., & Russell, A. (2017). Social identity, self‐esteem, and mental health in autism. European Journal of Social Psychology, 47(7), 844-854.

Gagnon, D., Pellerin, V., Trudel, É., Vincent, A., & Morales, E. (2023). ASD and Gender Dysphoria: A Review of Challenges and Facilitators for Health Professionals. Sexuality and Disability, 1-16.

Kuyper, L. & Wijsen, C. (2014). Gender identities and gender dysphoria in the Netherlands. Archives of Sexual Behavior, 43, 377-385.

Raaijmakers, D., van der Miesen, A., Dewinter, J., & Ruigrok, A. (2019). Seksuele identiteit en genderidentiteit. De Psycholoog, 54(5), 10-21.

91 weergaven0 opmerkingen

Gerelateerde posts

Alles weergeven
bottom of page