Tijd voor een leuke babbel!
- Wegwijs
- 1 jul 2024
- 4 minuten om te lezen

De eerste woordjes van je kind zijn een belangrijke mijlpaal in zijn of haar ontwikkeling.
Er zijn echter heel wat factoren die de communicatie- en taalontwikkeling van je kind kunnen beĆÆnvloeden. (bv. gehoor,Ā verstandelijke ontwikkeling, motorische ontwikkeling,Ā omgevingsfactoren,ā¦). Deze factoren hebben we als ouder Ā meestal niet altijd in de hand.
Maar communicatie is ook zoveel meer dan taal en uitspraak. Kijk maar eens naar de gezichtsuitdrukkingen en gebaren van je kind, die zeggen soms duizendmaal meer dan ƩƩn gesproken woord.
Ā
In deze tekst formuleren we dan ook Ā een aantal stimulatieadviezen waardoor je kind taal leertĀ ervarenĀ en plezier leert beleven door communicatieĀ ongeacht zijn Ā taal - of communicatieniveau.
Ā
Op welke manier Ā praat je met je kind ?
Ā
Probeer traag te spreken, in korte eenvoudige zinnetjesĀ . Je mag de kindertaal herhalen maar Ā vul aan met het juiste woord (b.v. ā woef woef,Ā hondā,ā tuut tuut , autoā).Ā Praat op ooghoogteĀ tegen je kind dan kan je kind je mondbewegingen goed zien en vang je zijn of haar aandacht.
Ā
WaaroverĀ kan je praten?
Ā
Eigenlijk over alles wat er rondom jullie gebeurt. Praat over wat je kind doet, wat je zelf doet of wat jullie samen doen tijdens jullie dagelijkse bezigheden. Je kan ook samen spelenĀ en ondertussen vertellen wat er gebeurt, wat je doet.
Je kind ervaart dan de taal op het moment dat hij/zij de onderwerpen van jullie gesprek ook daadwerkelijk kan waarnemen (zien, ruiken, voelen,smaken).
Alles zintuigen worden rond hetzelfde onderwerp geprikkeld.
Ā
Hoe verloopt zoān gesprek dan?
Ā
Pas je eigen taal aan,Ā aan die van je kind. Ā Als je kind losse klanken uit of brabbelt mag Ā je dat best ook doen. Ā Zo krijg je een brabbeldialoogje. Ā
Daarnaast kan jeĀ losse woordjes of korte zinnetjes gebruiken om deze klanken of brabbels aan te vullen of te verruimen.
Als je kind nog geen klanken uit kan je proberen zijn mimiek of gebaren te āvertalenā en zo toch te laten voelen dat je hem of haar begrijpt.
Jullie thuisbegeleidster kan jullie vertellen op welk taalniveau je best met je kind praat en ze kan het ook voordoen, want samen brabbelen is best raar in het begin.
Ā
Neem de tijd in het gesprek, luister en kijk ook naar wat je kind āzegtā. Ook de gelaatsuitdrukkingen, de gebaren Ā en de losse klanken of Ā brabbeluitingenĀ Ā zijn ātaalā. Ā Reageer hierop.
Zo ontstaat er een wisselwerking (dialoog) en ga je echt communiceren met je kind.
Geef je kind soms ook wat meer tijd om te reageren op de situatie. We zijn soms wat bang van lange stiltes maar dit zet een kind soms juist aan om ook eens te proberen.
Ā
Dwing je kind niet om te spreken of te reageren, als je kind geen zin heeft probeer dan op een ander moment zijn aandacht te vangen om taal aan te bieden. Op vlak van taal en communicatie volg jij, Ā je kind en niet andersom.
Ā
Als je kind wel al wat woorden gebruikt laat hem dan niet nazeggenĀ of opzeggen voor oma , opa of andere mensen, hoe trots jullie ook zijn. Ā Dit legt een grote druk op je kind. Hoe zou je zelf zijn als je plots voor een groep zou moeten spreken?
Wel kan je reageren op elke uiting van je kind en zijn uiting correct herhalen. Je kind merkt dan dat je hemĀ begrijpt en dit moedigt aan om nog meer taal te gaan gebruiken. Jouw Ā positieve reactieĀ is eigenlijk een beloning voor je kind.
Ā
Welk spelmateriaal kan je gebruiken?
Ā
āJe kind en jezelfā is alles wat je nodig hebt. Elke situatie en handeling Ā kan een reden zijn om taal te gebruiken.Ā (bv. Als je kind in bad gaat, als je je kind eten geeft, als jullie samen naar de winkel gaan,ā¦). Je merkt dat je dus al vanaf het prille begin taal kan aanbieden aan je kindje.
Ā
Kinderliedjes zingen gecombineerd met gebaren, (b.v. handjes draaien, klappen in de handjes, ā¦) isĀ taalstimulerendĀ maarĀ ook vooral heel plezierig.
Ā
Je kan zelf een foto-vertelboekĀ voor je kind maken. De smartphone is hier een handig instrument voor, Ā maak fotoās van de leefwereld van je kind en dan kan je hierover samen āvertellenā. Later kan je dan gaan werken met peuterboekjes en kleuterboekjes. Vertellen is Ā echter niet voorlezen maar gewoon zeggen wat je op de prent/foto kan zien en samen op zoek gaan naar het afgebeelde.
Ā
Je kan om het even welk spelmateriaal  gebruiken om  taal uit te lokken  van rammelaar, knuffeltje of  tutje  tot  dierenfiguren,  inlegpuzzels,  poppenkast poppen, lotto en dominospel ⦠.
Dus ongeacht het ontwikkelingsniveau van je kindjeĀ kan elk voorwerp of elke situatie Ā een gespreksonderwerp worden.
Ā
Je kan aan je thuisbegeleidster vragen om samen met jullie eens te bekijken welk materiaal voor jouw kindje op dit moment het meest geschikt is. Vraag aan je thuisbegeleidster eens voor te doen hoe je dan ātaal-en communicatiebevorderend ā speelt.
Ā
Als je kind al wat imitatiedrang heeft en een beetje oogcontact kan geven kan je ook samen wat mondspelletjes doen.
Deze mondmotorische spelletjes of āgekke bekken trekkenā Ā bevorderen de bewegelijkheid van kaak, lippen en tong .
Doe deze spelletjes voor in een spiegel of gebruik een microfoon (echte of van een papieren kokertje gemaakt.)Ā
Jullie thuisbegeleidster kan samen met jullie kijken of deze spelletjes al bruikbaar zijn bij jouw kindje en een lijstje maken voor jullie.
Ā
Ā
En tot slot:
Het is de bedoeling dat jullie plezier beleven aan het samen bezig zijn rond taal en communicatie Ā om via deze weg Ā te zorgen voor een warme band tussen jullie en je kindje, al de rest is mooi meegenomen!
Ā Ā Ā Ā Ā
Ā Ā Ā Ā Ā
Ilse Eersels
Thuisbegeleidster/Logopediste
Wegwijs, team Vroegbegeleiding
Ā
Ā
Ā
Geraadpleegde literatuur:
MEULEN,Ā S. VAN DER.(1984) Wenken voor het beter leren praten van uw kind. Amsterdam/Lisse: Swets&Zeitlinger.
MANOLSON,A. (1996) Praten doe je met zān twee. NIZW/The Hanen Centre
PIRO,G.& ROOSBROECK, N. VAN.(2003) Als spreken niet vanzelfsprekend is. Destelbergen: SIG
DECKERS,M. &EERSELS,I.& HERMANS,B,&PATTYN,P. Infobrochure: Spraak en taalontwikkeling;Vroege onderkenning; hulpverlening. Hasselt: CST
Comments